Liederen
Wilhelmus van Nassouwe.
Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe,
blijf ik tot in de dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij, onverveerd,
den koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
Mijn schild en de betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik toch vroom mag blijven,
uw dienaar ’t aller stond,
de ti – rannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.
Wilt heden nu treden
Wilt heden nu treden voor God, den Here,
hem boven al loven van harte zeer,
en maken groot zijns lieven namens ere,
die daar nu onzen vijand slaat terneer.
Ter eren ons Heren wilt al uw dagen,
dit wonder bijzonder gedenken toch,
maakt u, o mens, voor God steeds wel te dragen,
doet ieder recht en wacht u voor bedrog.
Bidt, waket en maket, dat g’ in bekoring
en ‘t kwade met schade toch niet en valt.
Uw vroomheid brengt den vijand tot verstoring,
al waar’ zijn rijk nog eens zo sterk bewald
Rood, wit en blauw
Vandaag zijn we blij,
en daarom zingen wij
voor onze Ko-ning.
U ziet aan de vlaggen buiten,
hoe wij onze vreugde uiten.
Refrein:
Rood, wit en blauw, Rood, wit en blauw.
Tralalalalala, Tralalalalala,
Rood, wit en blauw, Rood, wit en blauw
De Nederlandse driekleur aan elk gebouw!
Wij denken nu graag,
op een feest als vandaag,
aan onze Ko-ning.
Wij zijn jong, maar wij waarderen
al zijn zorgen en regeren.
Refrein
In heel Nederland,
dansen wij hand in hand
rond onze Ko-ning.
Als een groet naar hem gezonden,
klinkt HOEZEE uit onze monden.
Refrein
De Zilvervloot
Heb je van de zilveren vloot wel gehoord,
De zilveren vloot van Spanje?
Die had er veel Spaanse matten aan boord
En appeltjes van Oranje
Refrein:
Piet Hein!, Piet Hein!,
Piet Hein zijn naam is klein,
Zijn daden bennen groot,
Zijn daden bennen groot,
Hij heeft gewonnen de zilveren vloot.
Hij heeft gewonnen, gewonnen, De Zilvervloot!
Klommen niet de jongens als ratten in ‘t want,
En vochten ze niet als leeuwen?
Ze maakten de Spanjers duchtig te schand’
Tot in Spanje klonk hun schreeuwen.
Refrein
In een blauw geruite kiel
Draaide hij aan ‘t grote wiel
De ganse dag.
Maar Michieltjes jongenshart
Leed ondragelijke smart,
A-ach, a-ach, a-ach, a-ach!
Als matroosje vlug en net,
Heeft hij voet aan boord gezet,
Dat hoorde zo.
Naar Oostinje naar de West,
Jongens dat gaat opperbest!
Ho-jo, ho-jo, ho-jo, ho-jo!
Daar gaat Hollands admiraal,
Nu een man van vuur en staal,
De schrik der zee.
‘t Is een ruiter naar de aard;
Glorierijk zit hij te paard!
Hoe-zee, hoe-zee, hoe-zee!